Uit de praktijk
Zelf onderschatting
Eén van de redenen waarom innovatieve ondernemers niet op het idee komen om hun vernieuwde product te beschermen met een octrooi is, dat ze hun eigen inventiviteit onderschatten. Productontwikkelaars vinden een aanpassing aan hun product vaak voor de hand liggend. ‘Dat kan iedereen bedenken’ is een welgehoorde opmerking.
Specialisten, die zich in de kopgroep van hun productsegment bevinden, weten beter dan wie ook hoe ze functionaliteit toe kunnen voegen om het product nog interessanter te maken voor hun afnemers. Zij zijn vaak de eerste die aan een oplossing van een (latent!) probleem werken en nemen de kortste weg naar succes. Zij beschouwen het als logische stappen, maar zo ziet het octrooirecht dat niet. Een productontwikkelaar doet er goed aan om te bedenken dat hij/zij niet de enige is die aan productverbetering werkt. Wanneer die inspanning dan leidt tot een vernieuwd product (in absolute zin!), dan zal meestal geoordeeld worden dat ook sprake is van vindingshoogte en mag de bedenker zich uitvinder noemen. Dat laatste is dan misschien bijzaak, maar het eerste geeft hem/haar wel recht op bescherming door een octrooi.
Een tactisch octrooi
Met een goed vooronderzoek is wel iets te zeggen over de kans dat een octrooiaanvraag ook werkelijk een handhaafbaar octrooi oplevert. Toch blijft er altijd een mate van onzekerheid, een grijs gebied. Ondernemers gaan hier verschillend mee om. De meerderheid van de ondernemers die ik spreek nemen deze onzekerheid voor lief en vervolgen hun route naar een verleend octrooi. De meerderheid van de ondernemers die ik niet spreek houden niet van deze onzekerheid en haken bij voorbaat af. Voor beide reacties is natuurlijk iets te zeggen.
Veel ondernemers die toch de octrooiroute inslaan doen dat om tactische redenen. Zij deinzen niet terug voor de onzekerheid, maar maken er juist gebruik van door hun concurrenten er mee te belasten. Een octrooiaanvraag wordt 1 ½ jaar na de indiening openbaar gemaakt. In de tussentijd is het voor concurrenten niet duidelijk wat er nu precies aan nieuwheid geclaimd wordt in de octrooiaanvraag. Voor hen vormt die onzekerheid geen stimulans om het nieuwe product na te maken.
Ook na publicatie en octrooiverlening is het voor concurrenten vaak nog lastig om de beoordelen wat de beschermingsomvang van het verleende octrooi is en of het octrooi überhaupt enige bescherming biedt. Diezelfde onzekerheid geldt ook voor de octrooihouder, maar die heeft daar veel minder last van! Een octrooi(-aanvraag) kan dus helpen om de voorsprong die de ondernemer bij de marktintroductie had, te behouden.
Laagdrempelig, snel binnen maar ook meestal snel weer buiten
Voor kunstenaars is de ontwerpruimte oneindig. Voor ontwerpers van voorwerpen waarvan het bestaanrecht in de eerste plaats afhangt van zijn functionele eigenschappen ligt dat anders. Zij moeten oplossingen zoeken in een ontwerpruimte die wordt afgebakend door verschillende kaders. Treed je buiten die kaders, dan is het ontwerp kansloos. Een creatieve ontwerper speurt zijn hele ontwerpruimte af naar oplossingen en weegt de ene oplossing tegen de ander. Minder creatieve ontwerpers laten delen van de ruimte ongemoeid omdat ze steeds weer terugvallen op het bestaande, of op die ene oplossing die ze elke drang om verder te speuren ontneemt.
Van een specialist mag je verwachten dat hij/zij bekend is met de randvoorwaarden die van toepassing zijn binnen zijn vakgebied. Hij zal bovendien geen randvoorwaarden toevoegen die niet relevant zijn voor het ontwerp, maar wel leiden tot een ongewilde inperking van de ontwerptuimte. Een creatieve specialist zal het beste in staat zijn om binnen de ontwerpruimte een goede of zelfs superieure oplossing te vinden. Hij laat zich niet hinderen door de randvoorwaarden, maar juist leiden. Een creatieveling zonder specialistische kennis zoekt in een onmetelijke ruimte naar oplossingen voor het zelfde probleem waar de specialist zich voor gesteld ziet. De kans dat hij die eerder vindt dan de specialist is heel klein, tenzij hij eerder gaat zoeken omdat hij eerder een probleem onderkent. Maar ook die kans is klein. Eigenlijk beperkt het zich tot situaties waarbij een creatieveling stuit op een oplossing voor een tot dan toe niet onderkend probleem. Iets vinden waar je niet naar zoekt is meer een toevalstreffer.
Ik stel mij laagdrempelig op voor ontwerpers. Dat maakt dat ik relatief vaak benaderd wordt door creatieve niet-specialisten. Interessante mensen. Zij hebben wat bedacht buiten hun werkkring, meestal op het terrein van één van hun hobbies. Meestal zijn het mannen. Vaak wordt gezegd: “het is een goed idee en het is nieuw, want anders had iedereen het al aangeschaft!”. Dat het idee nieuw is mag waar zijn. De oplossing bevindt zich dan echter buiten de ruimte die afgeschermd wordt door de randvoorwaarden. Het voldoet kortom niet. Maar veel vaker nog ontbeert het ontwerp nieuwheid, een specialist ging hem voor. Dit laat onverlet dat er altijd een kans is op een toevalstreffer, een schot in de roos. Ik heb het in mijn praktijk tot nu toe één keer meegemaakt en het zal ooit weer eens gebeuren.